HISTORISCHE CONTEXT
DUITSLAND
1918 -1991
Kenmerkende aspecten
bij deze context

2.1
Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen had dit voor Duitsland en Europa (1918-1945)?
De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme
De crisis van het wereldkapitalisme
Het voeren van twee wereldoorlogen
Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden
De Duitse bezetting van Nederland
2.2
Hoezeer beïnvloedde het ontstaan en het verloop van de Koude Oorlog de geschiedenis van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog (1945-1961)?
De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
De eenwording van Europa
De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
2.3
Wat verklaart de hereniging van beide Duitslanden en hun succesvolle integratie in Europa (1961-1991)?
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
De eenwording van Europa
De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen had dit voor Duitsland en Europa (1918-1945)?
Het einde van de Eerste Wereldoorlog zorgde voor veel chaos in Duitsland. De Duitse keizer vluchtte naar Nederland, de oorlog was verloren en er werd een nieuwe regering in het leven geroepen. Op 9 november 1918 werd in het Duitse Keizerrijk de Weimarrepubliek uitgeroepen. Daarna begon de opbouw van een parlementaire democratie in de Weimarrepubliek.
Na de oorlog kwamen verschillende geallieerde landen bij elkaar om te onderhandelen over een vredesverdrag met Duitsland. In juni 1919 werd het Verdrag van Versailles ondertekend. Dit verdrag verklaarde dat Duitsland schuldig was aan de oorlog en hiervoor moest boeten. Vooral Frankrijk wilde dat Duitsland hard zou worden gestraft, zodat Duitsland Frankrijk nooit meer militair zou kunnen bedreigen.
In het Verdrag van Versailles werden de volgende afspraken gemaakt:
-
Duitsland moest zijn koloniën en een deel van het Duitse grondgebied afstaan (Elzas-Lotharingen aan Frankrijk en een groot stuk grond aan het heropgerichte Polen).
-
Duitsland mocht voortaan nog maar een leger van maximaal 100.000 man hebben
-
Duitsland moest een enorme schadevergoeding in de vorm van herstelbetalingen betalen
-
Duitsland mocht geen militairen plaatsen in het Rijnland, een gebied grenzend aan Frankrijk en België
Duitsland was woedend, maar werd gedwongen de regeling te accepteren. Een direct gevolg was dat in Duitsland het verlies van de Eerste Wereldoorlog leidde tot veel onvrede, protesten, stakingen en zelfs moordaanslagen op politici.
Sommige Duitse nationalisten vonden het lastig om het verlies van de oorlog te accepteren en kwamen met eigen theorieën over hoe het kon dat het machtige Duitsland de oorlog had verloren. Ze beweerden dat socialisten, communisten en politici het land hadden verraden. Dit landverraad zagen ze als een dolkstoot in de rug van het leger. Deze opmerkelijke verklaring voor het verlies van Duitsland in de Eerst Wereldoorlog wordt ook wel de Dolkstootlegende genoemd.
De dolkstootlegende komt er dus op neer dat de Duitse soldaten niet waren verslagen door vijandelijke legers, maar door de eigen politici in de rug werden gestoken toen deze de wapenstilstand ondertekenden. Feitelijk klopt dit niet, maar het Duitse leger kon hiermee de verantwoordelijkheid voor het verliezen van de oorlog mooi afschuiven op anderen. In werkelijkheid was al halverwege 1918 duidelijk dat de oorlog voor de Duitsers een verloren zaak was.
De leiders van de Weimarrepubliek probeerden door middel van een vreedzame politiek weer aanzien te krijgen in Europa. Een groot deel van de Duitse bevolking had echter weinig vertrouwen in de nieuwe politieke leiders. De leiders van de Weimarrepubliek werden gezien als de schuldigen van het verlies van de oorlog en kregen ook de schuld van het Verdrag van Versailles. De oorlog was wel voorbij, maar politiek gezien was het in de Weimarrepubliek niet stabiel. Deze tegenstand kwam zowel van de conservatieve elite als van links- en rechts-extremistische groepen.
Ook de economische situatie in de Weimarrepubliek was niet goed. De Weimarrepubliek raakte in een enorme economische crisis, als gevolg van de enorme herstelbetalingen die de Duitsers volgens het Verdrag van Versailles moesten betalen. Ook waren zij door het Verdrag van Versaille grondstofrijke (en dus winstgevende) gebieden kwijtgeraakt. De regering kon deze grote politieke en economische problemen niet oplossen. De Duitse regering zag het bijdrukken van geld als enige uitweg. hierdoor daalde de Duitse mark echter steeds verder in waarde. Er ontstond in 1923 zelfs hyperinflatie in Duitsland. Hyperinflatie is inflatie per dag. Geld heeft bij hyperinflatie nauwelijks meer waarde.
Om de Duitse economie te redden, leende de Amerikaanse overheid gela aan Duitsland als onderdeel van het Dawesplan (1924). De VS wilden de Weimarrepubliek namelijk gebruiken als afzetmarkt voor Amerikaanse producten. Volgens voorstanders zouden de investeringen van het Dawesplan leiden tot een herstel van de Duitse economie. Als meer er meer Duitsers kwamen die zich Amerikaanse producten konden veroorloven zou dat voordelig zijn voor iedereen. Volgens tegenstanders werd het Dawesplan gebruikt als een middel om Duitsland afhankelijker te maken van het buitenland om te voldoen aan de herstelbetalingen. Daarnaast werd de Rijksmark als nieuwe munt ingevoerd in de Weimarrepubliek, om nieuw vertrouwen in de Duitse economie te blazen.
Na 1924 herstelde de Duitse economie (via het Dawesplan) door hulp van de VS. Door een verzoeningspolitiek met Frankrijk aan te gaan, werden even later zelfs de banden tussen Frankrijk en Duitsland weer aangehaald. Dit bleek ook gunstig te zijn voor de Duitse economie. Hierdoor werden de politieke tegenstellingen in de Weimarrepubliek kleiner.
In 1929 stortten echter de beurzen in de Verenigde Staten in. Dit was de beurskrach van 1929. De VS raakten in een diepe economische crisis. Ook in Europa gingen hierdoor veel bedrijven failliet en ontstond er werkeloosheid. Vooral Duitsland werd hard getroffen. Dit kwam doordat de VS hun financiële hulp aan Duitsland hadden stopgezet, terwijl Duitsland nog steeds leningen en herstelbetalingen moest betalen. Binnen korte tijd was een wereldwijde economische crisis ontstaan.
De hyperinflatie in Duitsland was weliswaar gestopt, maar door bezuinigingen en de gevolgen van hyperinflatie zagen veel Duitsers hun spaargeld in rook opgaan. Hierdoor was er in Duitsland een groot wantrouwen tegen de nieuwe democratische leiders van het land. Er was sprake van politieke chaos. Dit wantrouwen leidde tot de opkomst van extreemrechtse bewegingen en de vraag naar een sterke leider die een nieuwe politieke wind teweeg kon brengen.
In Duitsland kwam het nationaal-socialisme (ook wel nazisme genoemd) op. Adolf Hitler en zijn politieke partij de NSDAP (Nationaal-socialistische Duitse Arbeiderspartij) waren de bekendste voorvechters van het nationaal-socialisme in Duitsland. De NSDAP profiteerde van de ontstane politieke instabiliteit.
Hitler en zijn NSDAP waren van mening dat het Duitse Rijk in ere zou moeten worden hersteld en haar plaats in de wereld zou moeten terug claimen. Hitler geloofde in een rangorde in verschillende rassen. Het pure Duitse ras (ariërs) werden als superieur neergezet ten opzichte van andere bevolkingsgroepen. Het laagste ras was volgens de rassenleer van de Nazi's de joden.
De NSDAP zou met Hitler van Duitsland weer een grootse natie maken. Hitler zou de herstelbetalingen stopzetten en de grond die Duitsland had moeten afstaan terug claimen. Het Duitse volk werd economisch herstel beloofd, nationale eenheid, verwerping van het Verdrag van Versailles, een einde aan de chaos en sterk leiderschap.
Vooral arbeiders vonden die geluiden aantrekkelijk, want een sterke leider zou hen uit de crisis helpen en een beter leven bieden. Door de herstelbetalingen kregen de democraten de schuld van de slechte omstandigheden in de jaren '30. Zo werd het klimaat geschapen waarin een machtsovername van de nationaalsocialisten mogelijk werd. De NSDAP was ultrarechts en antisemitisch (anti-joods) en groeide onder leiding van Hitler uit tot een massapartij. Hierbij gebruikte Hitler grootscheepse propaganda en militair machtsvertoon.
De Rijksdag (het gebouw waar het Duitse parlement zat) werd in brand gestoken door een Nederlandse communist in 1933. Deze Rijksdagbrand was aanleiding voor Hitler om de communistische partij en enkele andere politieke partijen te verbieden.
In 1933 won de NSDAP de verkiezingen en werd Hitler benoemd tot rijkskanselier, wat ongeveer hetzelfde is als minister-president. Kort na de verkiezingen nam de Rijksdag (het parlement) de machtigingswet aan. Deze wet stelde Hitler in staat om te regeren zonder tussenkomst van de Rijksdag. Hierdoor had hij volle zeggenschap. Door deze wet aan te nemen zette het parlement zichzelf eigenlijk buitenspel. De parlementaire democratie, waarin verschillende partijen samenwerkten werd hiermee afgeschaft. Hiermee eindigde de periode van de Weimarrepubliek en begon die van nazi-Duitsland.
Met de machtsovername van Hitler in 1933 begon Hitler met het opbouwen van een totalitaire staat, met zichzelf als leider. Toen in 1934 de Duitse president Von Hindenburg overleed, nam Hitler diens taken over en werd hij alleenheerser (Führer) over Duitsland.
Hitler probeerde Duitsland de nazificeren door middel van terreur, censuur en propaganda. De propagandawerd geleid door Joseph Goebbels, de minister van propaganda. Het Duitse volk werd geïndoctrineerd. Alle politieke partijen, behalve de NSDAP, werden verboden. Leiders moesten nazi’s zijn. Schoolboeken werden geschreven naar de mening van Hitler. Boeken die niet overeenkwamen met zijn ideeën werden verboden.
Er kwam een strenge censuur: berichten van media (zoals kranten) die niet overeenkwamen met de ideeën van de nazi’s werden niet gepubliceerd. Dit alles was om een gemeenschapsgevoel te krijgen: het Volksgemeinschaft.
Al snel nadat Hitler in 1933 aan de macht was gekomen, werd het eerste concentratiekamp geopend. Politieke tegenstanders van de nazi’s zoals communisten werden hier opgesloten. Niet veel later werden ook mensen die niet in de Duitse Volksgemeinschaft pasten opgesloten, bijvoorbeeld vanwege ras, fysieke eigenschappen of seksuele geaardheid. Dit had als doel om als Duitse volk een sterke eenheid te vormen, zonder klassentegenstellingen of vreemde elementen als joden.
De terreur tegen de joden volgde snel. Joden mochten niet met Duitsers werken, bij dezelfde verenigingen horen of dezelfde opleiding volgen. Ook mochten ‘niet-Arische bevolkingsgroepen’, zoals joden, niet meer in alle winkels of sommige delen van steden komen. Daarnaast kregen joden steeds vaker te maken met verbaal en/of fysiek geweld. Jodenhaat wordt ook wel antisemitisme genoemd. uiteindelijk zou dit uitlopen op de massale uitroeiing in vernietigingskampen. Vanaf 1943 kwam de jodenvervolging op volle gang. Zo werden joden gedeporteerd naar concentratiekampen om daar vervolgens te worden vergast in de gaskamers. Dit noemen we de Holocaust.
Onder leiding van Hitler werd de economische situatie van Duitsland beter en beter. Er vond veel industrialisatie plaats. Dit was dan ook een belangrijk doel van de nazi’s. Er werd geïnvesteerd in snelwegen en in het staatsleger. Hitler hield zich aan zijn beloftes: de werkloosheid werd minder en het Verdrag van Versailles lapte hij aan zijn laars. Hitler kreeg hierdoor ontzettend veel steun van de bevolking. Adolf Hitler voerde een krachtige buitenlandse politiek. Duitsers waren de Übermenschen en hij vond dat dit perfecte Arische ras meer leefruimte (lebensraum) verdiende.
Frankrijk en Groot-Brittannië grepen in eerste instantie niet in toen Hitler zich niet meer aan het Verdrag van Versailles hield. Ze zagen een nieuwe oorlog tenslotte niet zitten. Duitsland mocht met steun van Italië en op ‘verzoek’ van Oostenrijk, Oostenrijk bezetten om de vrede en veiligheid te bewaren. In 1938 annexeerde Duitsland Oostenrijk, dat vanaf dat moment bij Duitsland hoorde. De annexatie van Oostenrijk wordt ook wel de Anschluss genoemd.
Groot-Brittannië voerde een appeasementpolitiek om oorlog te voorkomen. Duidelijk voorbeeld van deze politiek is de Conferentie van München (1938), die plaatsvond na Hitlers eis om Duitstalige gebieden aan te laten sluiten bij Duitsland. Tijdens de conferentie kreeg Duitsland toestemming van Frankrijk en Groot-Brittannië om het Tsjechische Sudetenland in te nemen. Deze landen verwachtten dat hiermee de uitbreidingsdrang van Hitler voorbij was. Hitler had namelijk aangegeven alleen aansluiting te zoeken met landen waar veel Duitsers woonden.
Na het Rijnland, Oostenrijk & Tsjecho-Slowakije, sprak Engeland met Duitsland af dat het de heroverde gebieden mocht houden, op voorwaarde dat het niet nog meer grondgebied in zou nemen. Met de gedachten aan de Eerste Wereldoorlog wilden omringende landen, waaronder Engeland, oorlog koste wat kost vermijden. Een half jaar later, op 1 september 1939, viel Duitsland toch Polen aan. Engeland en Frankrijk verklaarden hierop de oorlog aan Duitsland. De Tweede Wereldoorlog was begonnen.
Hierop begon Hitler een paar maanden later met een Blitzkrieg (Bliksemoorlog) waarin hij in hoog tempo grote delen van Europa veroverde. Wanneer de duitsers een land innamen, stelden zij de plaatselijke rechtsstaat buiten werking. ER werd geen tegenspraak geduld en politieke partijen die tegen nazi-Duitsland waren werden verboden. Ook kranten werden overgenomen door de nazi’s.
Tegenstanders van het Duitse Rijk werden gedeporteerd, vaak naar concentratiekampen. Tegelijkertijd werd in bezette gebieden de arbeidsdienst ingevoerd. Duitsers konden mensen aanwijzen die onder dwang naar Duitsland moesten gaan om te werken en op die manier de Duitse economie te helpen. De mensen die het zwaarst werden getroffen in bezette gebieden, waren de joden. Zij werden systematisch uitgesloten van deelname aan het openbare leven. Uiteindelijk werden zij zelfs massaal opgepakt en getransporteerd naar concentratiekampen en vernietigingskampen waar de meeste van hen werden vermoord.
Hoezeer beïnvloedde het ontstaan en het verloop van de Koude Oorlog de geschiedenis van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog (1945-1961)?
Nadat de opmars van Hitler met Slag om Stalingrad (1943) was gestopt, veroverden de tegenstanders van Hitler (de Geallieerden) steeds meer gebied terug op de Nazi’s. Nadat Berlijn was ingenomen door de Sovjets en Hitler zelfmoord had gepleegd, was het duidelijk dat Duitsland de Tweede Wereldoorlog had verloren. De westerse Geallieerden en de Sovjet-Unie hadden nazi-Duitsland na een zware oorlog verslagen. In mei 1945 gaf Duitsland zich onvoorwaardelijk over. De grote vraag was nu: ‘hoe moet het verder met Duitsland?’
Duitsland lag namelijk compleet in puin, zowel op sociaal, economisch, politiek als moreel vlak. Zo had Duitsland grote schulden door de schade die het had aangericht tijdens de oorlog en schaamden veel Duitsers zich voor hetgeen hun land had gedaan. De landveroveringen van Hitler hadden ervoor gezorgd dat de buitengrenzen van het land waren verlegd. De door Hitler veroverde gebieden werden weer teruggegeven aan de landen waartoe ze voorheen behoorden. Ten slotte kwam er een stroom van ruim 10 miljoen vluchtelingen, bestaande uit ex-soldaten en slachtoffers van het naziregime op gang. Ook kwam er een vluchtelingenstroom van Heimatvertriebenen op gang. Heimatvertriebenen waren Duitsers die niet langer meer gewenst waren in het oostelijke deel van het Duitse Rijk, dat nu immers weer tot Polen, de Sovjet-Unie en Tsjecho-Slowakije behoorde. Daarom vertrokken zij met de staart tussen de benen naar het gebied waar het huidige Duitsland gevestigd is. Sommige van deze Duitssprekende mensen woonden al eeuwen in de gebieden waar ze nu uit werden verdreven.
Na de val van het Duitse Rijk, zo voorspelden de geallieerden, zou er een gebied ontstaan waar niemand de macht over had. Duitsland zou direct na de oorlog namelijk door niemand bestuurd worden als er niet werd ingegrepen. Op een conferentie besloten Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie dat Duitsland opgedeeld zou worden in vier bezettingszones. Dit gold ook voor de hoofdstad Berlijn.
Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie zouden elk een bezettingszone krijgen, en Frankrijk zou de vierde bezettingszone krijgen. Een bezettingszone bestond zowel uit een deel van Duitsland als uit een deel van Berlijn. Dit leverde de vreemde situatie op dat een deel van de westerse bezettingszones, die in de stad Berlijn lagen, omringd waren door de bezettingszone van de Sovjet-Unie. Met de bezettingszones hoopten de geallieerden naoorlogse staatsgrepen te voorkomen en Duitsland enigszins stabiel te houden.
Nadat de bezettingszones waren ingevoerd ontstond er al snel discussie over hoe Europa in een naoorlogse wereld zou moeten worden opgebouwd en hoe de vrede het best bewaard kon worden. Aan de andere kant hadden de Engelsen, Fransen en Amerikanen vooral kapitalistische ideeën over de toekomst van Europa, terwijl aan de andere kant de Sovjet-Unie Europa op communistische wijze wilde opbouwen.
Jozef Stalin, de leider van de Sovjet-Unie begon met het vestigen van communistische regimes in gebieden die al waren veroverd door de Sovjet-Unie. Deze gebieden hoorden bij de invloedssfeer van de Sovjet-Unie. Sommige westerse landen dachten dat Stalin van plan was om communistische regimes in heel West-Europa te installeren.
Er ontstonden spanningen tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. De twee grote landen vertrouwden elkaar steeds minder. Ze wilden beiden graag invloed hebben in gebieden die van strategisch belang werden geacht. Hierdoor zagen ze elkaar als de vijand. beide grootmachten waren bang voor te veel overheersing op het verzwakte Europa door de ander.
De Verenigde Staten zagen de Sovjet-Unie als een bedreiging voor de vrije kapitalistische en democratische wereld. De Sovjet-Unie zag op haar beurt het streven van de Verenigde Staten naar vrijhandel als westers imperialisme. De periode van vijandschap tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie heet de Koude Oorlog.
Amerikaanse hulp
Om de expansie van de Sovjet-Unie en het communisme tegen te gaan, kwamen de Verenigde Staten met maatregelen. Zo hoopten de VS het communisme tegen te kunnen houden en democratieën te kunnen installeren in West-Europese landen. Onder de Amerikaanse president Harry Truman werd het doel van de buitenlandse politiek van de VS containment (in bedwang houden) van het communisme. Dit voerden zij uit aan de hand van de Trumandoctrine, het Marshallplan en het stimuleren van Europese eenwording.
De Trumandoctrine werd in 1947 ingesteld en betekende dat de Vs elke democratie die door het communisme werd bedreigd zou helpen. Het doel van de Trumandoctrine was om de communistische uitbreiding tegen te gaan. Die hulp kon bestaan uit financiële, politieke of militaire hulp. Vaak was financiële hulp al genoeg, aangezien het communisme juist grip op een land kreeg als dat arm was. Een belangrijk onderdeel van de Trumandoctrine was het Marshallplan dat vanaf 1948 in werking trad.
Het Marshallplan was een financieel hulpprogramma voor de wederopbouw en het economisch herstel van Europa na de Tweede Wereldoorlog. Concreet bestond deze hulp uit geld, goederen en grondstoffen. Met het Marshallplan werd geprobeerd om de welvaart te vergroten, zodat het communisme minder aantrekkelijk zou worden. Zo wilden de VS voorkomen dat het communisme zich in Europa zou uitbreiden. Ook was er een economische reden: wanneer het goed ging met Europa, was dat goed voor de export van de VS. De Sovjet-Unie zag dit echter als Amerikaans imperialisme en een aanval op het communisme.
Het Marshallplan was ook een aanzet tot Europese samenwerking. Na de Tweede Wereldoorlog zijn sommige Europese landen weer met elkaar gaan samenwerken. uiteindelijk zijn deze samenwerkingen uitgegroeid tot de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS), wat gezien kan worden als een eerste aanzet tot Europese eenwording. Op die manier raakten landen economisch afhankelijk van elkaar, waardoor het niet meer aantrekkelijk was om elkaar aan te vallen. Bovendien konden de VS profiteren van deze economische bloei door handel met Europa te drijven.
De Oost-Europese landen maakten geen economische bloei door. Zij konden namelijk niet profiteren van het Marshallplan, omdat Stalin hen verbood deze hulp te accepteren.
De Blokkade van Berlijn en de splitsing van Duitsland
Om Duitsland weer economisch gezond te maken, besloten de drie zones van de gewestelijke geallieerden in 1948 om de Duitse mark als betaalmiddel in te voeren. De Sovjet-Unie was hier tegen en zag dit als een bedreiging.
Als reactie op de invoering van de Duitse mark sloot de Sovjet-Unie alle toegangswegen naar West-Berlijn af. Hierdoor was West-Berlijn afgesloten van de buitenwereld. Dit was de Blokkade van Berlijn. Aangezien berlijn in Oost-Duitsland lag, konden de westerse geallieerden de stad niet meer per auto, trein of boot bereiken. Om goederen toch te kunnen brengen werden er daarom vliegtuigen ingezet. Door deze luchtbrug ontstond er geen hongersnood. Toen Stalin zag dat zijn plan mislukt was, hief hij de blokkade een jaar later op.
Door de Blokkade van Berlijn drong het bij veel Europese landen door dat de Sovjet-Unie een reëel gevaar vormde. Er was meer internationale samenwerking nodig. Uiteindelijk werd in 1949 de NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie) opgericht door de VS en enkele West-Europese landen. De NAVO is een militair verdrag dat wederzijdse verdediging en samenwerking van de westerse landen regelt. Het belangrijkste artikel van het verdrag stelt dat een aanval op een NAVO-lid zou worden gezien als een aanval op alle NAVO-leden. Alle deelnemende landen spraken af om samen te werken en op die manier de aanvallers vervolgens te weren.
In 1949 werden de Amerikaanse, Britse en Franse bezettingszones (inclusief West-Berlijn) samengevoegd en werd er een nieuwe grondwet ingevoerd. Dit was de geboorte van de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). De bezettingszone van de Sovjet-Unie veranderde niet lang daarna in de Duitse Democratische Republiek (DDR).
De Bondsrepubliek Duitsland (BRD)
De BRD werd naar westers democratisch model ingericht. Het kreeg een parlement en de christendemocratische Konrad Adenauer (die Alte) werd gekozen tot bondskanselier.
De BRD groeide in de jaren ‘50 uit tot een stabiele democratie. Dit had twee oorzaken:
-
Het beleid van Adenauer was gericht
op snelle integratie van de BRD in
het Westen
-
De West-Duitse economie herstelde
zich flink na de Tweede
Wereldoorlog, mede door de
economische steun van het
Marshallplan en de invoering van de
Duitse Mark. Dit snelle herstel
noemen we ook wel het
Wirtschaftswunder
Adenauer erkende de DDR niet en hield vast aan het ideaal van Duitse eenheid. Tegelijkertijd eiste hij ook van andere landen dat zij de DDR niet zouden erkennen, zodat de DDR verzwakt zou raken door het gebrek aan internationale samenwerking. Hij hoopte Duitse eenheid te verkrijgen door continu te laten zien hoe goed het kapitalisme voor een land kan zijn. Volgens Adenauer zouden burgers in de DDR op termijn een armoedig bestaan niet meer accepteren als zij zouden inzien hoeveel beter het leven in de BRD was.
De Duitse Democratische Republiek (DDR)
De DDR werd een communistische volksrepubliek. Onder leiding van Walter Ulbricht groeide de DDR in de jaren ‘50 uit tot een totalitaire dictatuur naar het voorbeeld van de Sovjet-Unie. Eigenlijk had de Sovjet-Unie alle controle over de DDR. De DDR was dan ook onderdeel van het zogenoemde Oostblok, net als Polen, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Tsjecho-Slowakije.
De Sovjet-Unie richtte in 1949 Comecon (Council for Mutual Economic Assistance) op. Dit was een economisch samenwerkingsverband tussen Oost-Europese, communistische landen. Feitelijk was dit een reactie op het Amerikaanse Marshallplan. De DDR sloot zich hierbij aan. Doordat de BRD zich aansloot bij de NAVO, besloot de Sovjet-Unie in 1955 tot de oprichting van het Warschaupact als onderdeel van de Brezjnevdoctrine. Dit militaire bondgenootschap van het Oostblok was de tegenhanger van de NAVO.
In 1953 vond er een volksopstand in de DDR plaats. Wat begon als een staking onder Berlijnse bouwvakkers tegen de hoge productie-eisen, groeide uit tot een massale demonstratie tegen het Oost-Duitse regime. De demonstranten wilden onder meer vrije verkiezingen en het aftreden van de regering. Er deden meer dan 1 miljoen demonstranten mee. Al snel maakte de DDR met behulp van de Sovjet-Unie, op gewelddadige wijze een einde aan de demonstraties. Na deze mislukte opstand kwam de bevolking van de DDR onder nog strengere controle van de Staatssicherheitsdienst (STASI) te staan.
Over het algemeen waren de omstandigheden in de DDR slecht. Hierdoor vluchtten veel mensen van de DDR naar de BRD, op zoek naar politieke en economische vrijheid. De BRD beschouwde deze vluchtelingen als Duitsers, waarmee zij dezelfde rechten hadden als alle andere burgers van de BRD. Vooral na de volksopstand van 1953 vluchtten veel mensen de DDR uit. Deze vluchtelingenstroom kan worden gezien als een klap voor het communisme.
Economisch gezien ging het erg slecht met de DDR. Na de Tweede Wereldoorlog werden veel waardevolle zaken uit Oost-Duitsland gehaald en naar de Sovjet-Unie gestuurd. Dit werd gedaan in het kader van herstelbetalingen. Duitsland was dit, volgens Stalin, aan de Sovjet-Unie verschuldigd na de grote verliezen die de Sovjet-Unie had geleden in de Tweede Wereldoorlog.
Er was weinig ruimte om, naast de herstelbetalingen, zaken voor de eigen economie te produceren. Zo waren er vrijwel geen machines om producten mee te produceren, terwijl de kosten voor de herstelbetalingen nog steeds hoog waren. Daarnaast kende de DDR een planeconomie. In een planeconomie bepaalt de regering hoe en wat er geproduceerd moet worden. Doordat veel (met name goed geschoolde) arbeiders uit de DDR naar de BRD waren gevlucht was er een tekort aan arbeiders om goederen te produceren. De combinatie van herstelbetalingen en de slecht functionerende planeconomie zorgden ervoor dat het economisch slecht ging in de DDR.
De Berlijnse Muur
Om te voorkomen dat er nog meer burgers uit de DDR zouden vluchtten, bouwde de DDR samen met de Sovjet-Unie in 1961 de Berlijnse Muur. De Berlijnse Muur omringde West-Berlijn, waardoor het niet meer mogelijk was om West-Berlijn (en dus de BRD) in of uit te gaan. Zo scheidde de muur Oost- en West-Duitsland van elkaar. De Berlijnse Muur bestond uit een lange constructie van opeenvolgende obstakels, waaronder landmijnen en een betonnen muur. Langs de muur kwamen vele wachttorens met bewapende soldaten.
De Verenigde Staten deed niets om de bouw van de muur tegen te houden, omdat zij de invloedssfeer van de Sovjet-Unie erkenden. De Berlijnse Muur had het gewenste effect: er kwam een einde aan de grote vluchtelingenstroom van Oost- naar West-Berlijn. Echter, veel burgers, zowel in de BRD als de DDR, keken nu nog negatiever tegen de DDR aan.
De Berlijnse Muur bestond van 1961 tot en met 1989 en was het bekendste symbool van de Koude Oorlog en de deling van Duitsland.
Wat verklaart de hereniging van beide Duitslanden en hun succesvolle integratie in Europa (1961-1991)?
Alhoewel een nucleaire kernoorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie begin jaren ‘60 redelijk dichtbij was, verbeterde de relatie tussen beide grootmachten gedurende de jaren ‘60. De spanning nam af en er brak een periode van detente (verminderde spanning) aan, waarin toenadering tot elkaar werd gezocht, zowel buiten als binnen Duitsland.
Willy Brandt werd in 1969 de nieuwe bondskanselier (hoofd van de regering) van de BRD. Met zijn Ostpolitikwilde hij de relatie met de DDR en andere Oost-Europese landen verbeteren. Hij vond dat het tijd was voor toenadering. Dit was anders dan de politiek van zijn voorgangers, die zich juist puur hadden gericht op de integratie van de BRD in het Westen. De Ostpolitik was er niet op gericht om de banden met het Westen te verbreken, maar juist om samenwerking met Oost-Europese landen te zoeken als aanvulling op samenwerking met het Westen. Daarom streed de BRD tegelijkertijd actief voor Europese integratie en verdere samenwerking met de NAVO en de VS.
Aanvankelijk verliep de Ostpolitik enigszins stroef. Walter Ulbricht, de leider van de DDr, moest namelijk niets van deze toenadering hebben. Hij vond dat de BRD de DDR moest erkennen als gelijkwaardige staat. De Sovjet-Unie zag echter wel degelijk potentie in de Ostpolitik en vond Ulbrichts houding vervelend. Daarom werd Ulbricht als leider van de DDR in 1971 vervangen door Erich Honecker. Honecker stond positiever tegenover de Ostpolitik.
Een resultaat van de Ostpolitik was bijvoorbeeld de West-Duitse erkenning van de grens die Polen had met de DDR. Zowel de BRD als de Sovjet-Unie zouden vanaf dat moment de bestaande grenzen in Europa respecteren. Hierdoor viel er voornamelijk een last van de schouders van Polen, dat vanaf dat moment eigenlijk zeker wist dat er niet meer geknoeid zou worden met de Poolse landsgrenzen. Verder gingen de BRD en DDr elkaar als gelijkwaardige staten beschouwen vanaf 1972. Dit leidde in 1973 tot de toetreding van de DDR tot de Verenigde Naties (VN).
De BRD en DDR begonnen overeenkomsten met elkaar te sluiten. Zo mochten sommige Oost-Duitsers onder bepaalde voorwaarden zelfs naar West-Duitsland reizen. De BRD wilde uiteindelijk ook een Duitse eenheid, maar dat was iets wat Honecker echt niet zag zitten. Honecker zag de Duitse deling als iets definitiefs.
Een nieuwe koers van de Sovjet-Unie
In de tweede helft van de jaren ‘80 ging het economisch erg slecht met de Sovjet-Unie. De leider van de Sovjet-Unie, Michail Gorbatsjov, vond dat het tijd was voor een nieuwe koers.
Gorbatsjov stelde een programma van economische hervormingen voor dat de perestrojka werd genoemd. De economische hervormingen van de perestrojka waren volgens Gorbatsjov noodzakelijk om de economie te verbeteren. De planeconomie zou vervangen worden door de markteconomie. De communisten hadden echter kritiek op de perestrojka, omdat daardoor meer ruimte aan het kapitalisme werd gegeven.
Daarnaast wilde Gorbatsjov dat burgers mee zouden denken met de overheid om zo de problemen aan te kunnen pakken. Dit noemde hij glasnost (openheid van bestuur). Gorbatsjov was van mening dat de glasnost nodig was om de perestrojka uit te voeren. Door de glasnost kwam er (meer) vrijheid van meningsuiting. Er mocht voortaan kritiek worden gegeven op het systeem, waardoor de incompetentie van het regime aan het licht kwam. Dit betekende een machtsverlies voor de communistische partij. Het nationalisme in de deelrepublieken van de Sovjet-Unie kreeg zo steeds meer ruimte, waardoor het voortbestaan van de Sovjet-Unie in gevaar kwam. Op deze manier droeg de glasnost bij aan het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.
Gorbatsjov hield zich niet meer vast aan het strenge communistische systeem en ook niet aan de Brezjnev-doctrine. De Brezjnev-doctrine hield in dat de Sovjet-Unie in mocht grijpen in communistische landen die een eigen koers wilden kiezen, om zo het Oostblok bij elkaar te houden. Met het loslaten van de Brezjnev-doctrine zag de Sovjet-Unie af van toekomstig militair ingrijpen in andere Oostbloklanden, zodat de ontwikkeling in de DDR (naar meer vrijheid) niet vanaf buitenaf werd gestopt. Dit stelde Oostbloklanden in de gelegenheid een eigen politieke koers te gaan volgen. Zo viel het hele communistische blok uit elkaar.
Ontevredenheid in de DDR en de val van de Muur
De leider van de DDR, Honecker, keerde zich echter af van de nieuwe koers van de Sovjet-Unie. Hij zag er niets in en vreesde voor de gevolgen van de hervorming. Honecker vreesde dat de koerswijziging van de Sovjet-Unie het einde van de DDR zou betekenen. Zo bleef de DDR zijn strenge communistische koers volgen.
Veel inwoners van de DDR waren in toenemende mate ontevreden over het beleid van hun regering. Dit kwam omdat zij via de televisie zagen hoe het leven in de BRD was en vergeleken dit met hun eigen leven. Veel inwoners van de DDR concludeerden hieruit dat ze het slechter hadden dan de inwoners van de BRD.
Deze ontevredenheid kwam op grote schaal tot uiting in 1989, toen er een protestbeweging ontstond die streed voor meer vrijheid en politieke hervormingen in de DDR. Veel mensen gingen demonstreren tegen het communisme, om democratie teweeg te brengen. De protesten werden steeds groter. Honecker vroeg de Sovjet-Unie om in te grijpen, maar Gorbatsjov weigerde.
Daarnaast openden sommige Oost-Europese landen de grenzen in 1989. Dit leidde tot een grote vluchtelingenstroom van de DDR naar de BRD. Burgers van de DDR kwamen op die manier namelijk via een omweg (via bijvoorbeeld Tsjecho-Slowakije of Hongarije) de BRD binnen. De massale demonstraties en de nieuwe vluchtroutes gaven de DDR-burgers hoop op toekomstige vrijheid en dreven de DDR-leiding in het nauw.
Honecker werd in 1989 gedwongen om af te treden als leider van de DDR. Hij werd opgevolgd door Egon Krenz. Het volk was echter nog steeds ontevreden en de situatie was onhoudbaar geworden. De Berlijnse Muur viel op 9 november 1989. Veel mensen uit de DDR vertrokken daarop naar de BRD. Het Oostblok stortte in.
De hereniging van Duitsland
Enkele weken later greep de BRD de val van de Berlijnse Muur aan om de hereniging van de twee Duitslanden te bewerkstelligen. Helmut Kohl, de West-Duitse bondskanselier, presenteerde een uitgewerkt plan van hoe de BRD en DDR konden toewerken naar een uiteindelijke hereniging. Daarnaast trad de DDR-leiding in december 1989 af, aangezien ze praktisch geen zeggenschap meer hadden over de DDR.
In maart 1990 vonden er in de DDR nieuwe verkiezingen plaats, wat eigenlijk de eerste echte democratische verkiezingen in het land waren. De nieuw gekozen regering van de DDR streefde naar eenwording tussen BRD en DDR. Echter zagen enkele Europese landen (vooral Frankrijk en Groot-Brittannië) een hereniging van Duitsland niet zitten. Met de Tweede Wereldoorlog in het achterhoofd wilden zij voorkomen dat Duitsland te groot en te machtig zou worden.
Frankrijk zag Europese samenwerking als de beste manier om de vrede op het continent te bewaren. Daarom wilde Frankrijk nieuwe stappen maken in de Europese samenwerking. Ze wilden bijvoorbeeld een gemeenschappelijke Europese munt. De Duitse bondskanselier Kohl beloofde om de Euro in te gaan voeren in het nieuwe Duitsland als Frankrijk de Duitse hereniging zou steunen. Ook zou de Europese Unie worden uitgebreid met landen uit het voormalige Oostblok.
Uiteindelijk keurden de vier bezettingsmachten de eenwording van Duitsland goed. Dit leidde op 3 oktober 1990 tot de hereniging van Duitsland. De DDR en de BRD werden weer 1 land, met Berlijn als hoofdstad.
Een nieuwe wereld
Tegelijkertijd kreeg Gorbatsjov het in de Sovjet-Unie niet voor elkaar om een succes te maken van glasnost en perestrojka. Hervormingsgezinden in de Sovjet-Unie vonden dat zaken niet snel genoeg veranderden, terwijl tegenstanders van zijn beleid vonden dat er te veel veranderde. Gorbatsjovs positie werd onhoudbaar en hij trad in 1991 af. Dit betekende het einde van het communistische regime in de Sovjet-Unie. De Sovjet-Unie viel. Veel deelrepublieken grepen die kans om onafhankelijk te worden. De Koude Oorlog kwam definitief ten einde. Dit bood nieuwe perspectieven voor Europese samenwerking. De machtsverhoudingen verschoven en de VS werd de enige wereldmacht.
Nadat Duitsland was herenigd bleek het omvormen van de voormalige DDr tot een westerse samenleving enorm duur te zijn. De belastingen werden verhoogd, zodat de opbouw van de voormalige DDR kon worden voortgezet. Daarnaast hadden sommige oud-DDR-burgers moeite met de integratie in de westerse samenleving. In een communistische samenleving helpt de staat bijvoorbeeld iedereen aan een baan, terwijl in een westerse samenleving een beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Veel burgers moesten wennen aan het feit dat de staat in veel mindere mate voor hen zorgde dan ze in de DDR gewend waren. Zo waren burgers in Oost-Duitsland niet gewend om zelf een baan te zoeken of het initiatief te nemen om zich te laten omscholen. Hierdoor heerste er grote werkloosheid in Duitsland in de jaren ‘90.
Verder kwamen er veel immigranten naar Duitsland vanuit (voormalig) socialistische landen, zoals Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie. De taak van Duitsland was om deze mensen een plek in de Duitse maatschappij te geven. Dit vormde ook een uitdaging.
Vanaf halverwege de jaren ‘90 ging het snel met de integratie van Duitsland in Europa. De Duitse bondskanselier Kohl streefde naar een Europees Duitsland in plaats van naar een Duits Europa. In dit nieuwe Europa nam Duitsland steeds meer een leidende rol op zich. Dit had te maken met onder andere de centrale ligging van Duitsland. Duitsland werd door zijn verleden gezien als brug tussen West- en Oost- Europa. Verder had Duitsland inmiddels de meeste inwoners van alle Europese landen en was ook de Duitse economie de grootste van Europa. Al deze factoren gaven Duitsland een leidende rol binnen Europa.