top of page

TIJDVAK 4
STEDEN & STATEN

01

Het ontstaan en de verspreiding van de Islam

02

De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid

03

Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

04

De verspreiding van het christendom in geheel Europa

Korte samenvatting:

KA: de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch – urbane samenleving. 

In de vroege middeleeuwen was de handel in Europa bijna helemaal verdwenen en waren er veel zelfvoorzienende gemeenschappen. Rond de 11e eeuw namen de landbouwopbrengsten toe door het gebruik van nieuwe landbouwtechnieken. De grotere hoeveelheid voedsel had twee gevolgen: (1) de bevolking kon groeien en (2) de handel nam toe, doordat boeren hun overschotten op lokale markten gingen verkopen. Deze markten ontstonden op strategische punten bij kruispunten op rivieren. Grote jaarmarkten zorgden voor een opleving van de langeafstandshandel. Italiaanse steden dreven een winstgevende handel met het Byzantijnse Rijk en het Midden-Oosten. Vanaf Italië liep een handelsroute via Frankrijk en Vlaanderen naar Engeland. 

 

De opbloei van de handel had verschillende gevolgen. De eerste daarvan was dat handelssteden nauw met elkaar gingen samenwerken. Zo ontstond in de 12e eeuw de Hanze, een samenwerkingsverband van handelssteden in Noord-Europa. De aangesloten steden hielpen elkaar bij de bescherming van reizende kooplieden en gaven elkaar handelsvoordelen. 

 

Een tweede gevolg was dat koningen en landsheren zich actief met de handel gingen bemoeien. Omdat markten de welvaart in een gebied stimuleerden, probeerden landsheren de handel in hun gebied te bevorderen. Dat deden ze onder meer door te zorgen voor meer veiligheid. Kooplieden waren immers kwetsbaar voor overvallen. Ten slotte ontstond een groeiende vraag naar geld. Dit waren in eerste instantie met name kleine, zilveren munten, omdat de handel met name plaatselijk was. Vanaf het midden van de 13eeeuw werden er ook weer gouden munten geslagen, omdat de handel zich uitbreidde. Hierdoor kwamen de geldeconomie en de geldhandel tot ontwikkeling. 

 

In de late middeleeuwen ontstonden steeds meer steden in Europa en kwam de agrarisch-urbane samenleving weer tot bloei, als gevolg van de toegenomen handel. Handelaren vormden handelsgemeenschappen op goed bereikbare plaatsen, waar relatief rijke mensen woonden. Deze handelsgemeenschappen trokken vervolgens ambachtslieden aan, die gemakkelijk aan grondstoffen konden komen. 

 

KA: de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

Veel plaatsen vroegen de landsheer om het recht een verdedigingsmuur om hun nederzetting te leggen. Nederzettingen die een aantal van dit soort rechten kregen, verworven het stadsrecht. Veel landsheren waren geneigd stadsrecht te verlenen, omdat zij er belastingen en militaire steun voor terugkregen. Een stad met stadsrechten was relatief onafhankelijk van de heer. Zo een stad kon bijvoorbeeld eigen wetten maken. Daarvoor moest men wel duidelijk maken wie tot de stad behoorde en wie er de baas was. 

 

Door de groeiende zelfstandigheid van steden, nam de macht van de adel af en verzwakte het feodale stelsel. In de feodale verhoudingen draaide alles om trouw, gehoorzaamheid en afhankelijkheid. De burgers in de stad konden zichzelf beschermen en kochten hun vrijheid door belasting aan de landsheer te betalen. 

 

In de middeleeuwse steden ontstond zo een nieuwe hiërarchie tussen verschillende groepen bewoners. De voornaamste inwoners waren de mensen met burgerrecht, die samen de burgerij vormden. Binnen deze groep waren er meestal een aantal rijke en machtige families, die de belangrijkste bestuursfuncties vervulden. Zij werden de patriciërs genoemd. Ten slotte waren er ook mensen zonder burgerrecht. Dit waren veelal arme, ongeschoolde arbeiders. Men kon door middel van een huwelijk of door het kopen van burgerrecht een burger worden. 

 

De komst van al deze nieuwe stedelingen leidde tot meer concurrentie. Om dat te voorkomen, stichtten handelaren en ambachtslieden speciale beroepsverenigingen (gilden) om de belangen te behartigen. De leden van een gilde hadden allemaal hetzelfde beroep. Wie niet tot een gilde behoorde mocht het desbetreffende beroep niet uitoefenen. Wie het vak wilde leren, moest eerst in de leer bij een meester van het gilde. Verder waren er afspraken over de kwaliteit van de producten en prijsafspraken. Zo werd de groep concurrenten klein gehouden. 

 

De opleving van handel en de terugkeer van de steden zijn typische kenmerken van de late middeleeuwen. Er was echter niet alleen maar sprake van groei. Tussen het begin van de 14e eeuw en het midden van de 15eeeuw nam de bevolkingsomvang drastisch af. De belangrijkste oorzaak hiervan was de pest. Door de (handels)contacten kreeg een besmettelijke ziekte als de pest de mogelijkheid om zich te verspreiden. Door deze ziekte nam de vraag naar voedsel af. De handel in landbouwproducten kreeg hierdoor een grote klap te verwerken. Doordat er minder mensen waren en de voedselprijzen relatief laat waren, steeg echter de algehele levensstandaard. 

KA: het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel geestelijke macht het primaat behoorde te hebben

Tot het jaar 1000 was de macht tussen wereldlijke leiders (vorsten) en geestelijke leiders (pausen) verdeeld. Na het jaar 1000 raakten vorsten en pausen echter steeds meer verwikkeld in een openlijke machtsstrijd over wie de meeste macht had. 

 

Deze machtsstrijd kwam bijvoorbeeld tot uiting tussen de Duitse keizer en een aantal opeenvolgende pausen. De Duitse keizers bepaalden bijna een eeuw lang de pauskeuze, waartegen de kerk in opstand kwam. De Duitse keizer benoemde de beisschoppen in zijn gebied graag zelf. Zo kon hij iemand kiezen die hem gunstig gezind was. De kerk en de paus probeerden zich los te maken van de invloed van de Duitse keizer en wilden het recht om zelf bisschoppen te benoemen. De paus vond dat hij als geestelijke macht, de hoogste macht behoorde te hebben. Deze machtsstrijd tussen de Duitse keizer en de paus van Rome over het recht om bisschoppen te benoemen wordt de Investituurstrijd genoemd. 

 

Een bisschop ontving bij aanvaarding van het ambt, de investituur, bestaande uit een ring en een staf als symbolen van bisschoppelijke waardigheid. De investituurstrijd begon in 1075 onder paus Gregorius VII. Deze paus verbood geestelijken de investituur te ontvangen van een leek, ofwel de keizer. De Duitse keizer Hendrik IV bleef echter doorgaan met het benoemen van bisschoppen. Dit leidde tot een langdurig conflict, waarbij Hendrik IV de paus in 1076 liet afzetten. 

 

Het verloop van de investituurstrijd was bepalend voor de verdeling van de politieke macht in Midden-Europa. De strijd bleef doorgaan, totdat in 1122 een verdrag werd getekend, genaamd het Concordaat van Worms. Hierdoor mocht alleen de paus de bisschoppen benoemen. De keizer mocht de bisschoppen wel gebruiken bij het besturen van de staat. 

KA: de expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten​

Vanaf de 11e eeuw breidde het christelijke grondgebied zich in Europa sterk uit. Dit werd op drie manieren zichtbaar:

De verovering van het Islamitische Spanje en Portugal

Toen het Islamitische rijk viel veroverde de christenen Spanje en Portugal weer. Omstreeks 1200 hadden de christenen al een groot deel van Spanje en Portugal in bezit genomen. Dit wordt de Reconquista genoemd (Spaans voor herovering)

 

Kruistochten in het oosten van het Middellandse zeegebied

Kruistochten waren christelijke expedities van soldaten uit Europa met als doel om Jeruzalem te bevrijden van de islamieten. De katholieke kerk was sterk betrokken bij deze kruistochten. Zij beschouwde de strijd tegen de islam als een heilige missie. De eerste kruistocht vond plaats in 1095, toen Urbanus II edelen vroeg hun wapens op te pakken om het heilige land te heroveren. 

 

De trek van christelijke (kruis)ridders naar dunbevolkte gebieden in Oost-Europa

Het middeleeuwse Europa stond in het teken van de expansie van het christelijk geloof. De strijd tegen geloofsvijanden werd ook binnen de christelijke wereld gevoerd. De katholieke kerk streefde naar eenheid en zuiverheid van het geloof. Mensen die afweken van de officiële christelijke geloofsleer, oftewel ketters, werden vervolgd en streng bestraft. Hiervoor stelde de kerk een rechtbank in, die ketters moesten opsporen en straffen. Deze rechtbank wordt de inquisitie genoemd. 

 

De christelijke expansie had tot gevolg dat er veel dodelijke slachtoffers vielen. Daarnaast waagden de kruisvaarders, door gebrek aan voedsel, zich aan plunderingen en andere misdragingen. Aan de andere kant bevorderden de kruistochten de handel tussen Europa en het Oosten. De christelijke expansie leidde ook tot een verrijking van de Europese wetenschap. Arabische wetenschappers hadden veel oude Griekse teksten vertaald naar het Arabisch. Met de kruistochten kwamen de christenen ook andere bevolkingsgroepen tegen, waar de kennis van werd overgenomen. Naar het voorbeeld van de belangrijke leerschool in het islamitische Córdoba (Spanje), werden in verscheidene Europese steden universiteiten gesticht. Door de opkomst van de universiteit was het klooster in de late middeleeuwen niet meer het enige centrum van kennis. 

KA: het begin van staatsvorming en centralisatie

De koningen in de late middeleeuwen probeerden om hun macht te verstevigen en te regeren vanuit één plaats. Dit wordt centralisatie genoemd. Leenmannen kwamen hiertegen in verzet. 

 

De leenmannen waren in het voordeel, omdat Europa door het leenstelsel een lappendeken van kleine en middelgrote bestuurlijke eenheden was geworden. Toen in de late middeleeuwen de handel opleefde en er weer geld in omloop kwam, kwamen de leenheren sterker te staan. Ze konden belastingen in geld gaan heffen en met dat geld legers inhuren. Ook namen de leenheren ambtenaren in dienst die, in tegenstelling tot de leenmannen wel gegarandeerd trouw waren. 

 

Door de inzet van deze middelen konden leenheren hun greep op het grondgebied verstevigen. Ze konden regels en wetten invoeren die voor hun hele grondgebied golden en steeds effectiever optreden als hoogste rechterlijke macht. Met behulp van legers voerden leenheren veroveringsoorlogen, waarmee ze hun land uitbreidden. Ze dwongen de trouw van zoveel mogelijk mannen af. Ook waren er leenheren die aan de hand van slimme huwelijkstactieken land toevoegden aan hun rijk. Zij trouwden dan met de dochter van een andere leenheer. 

 

In de late middeleeuwen werd een begin gemaakt met het creëren van bestuurlijke eenheid in bepaalde gebieden. Deze ontwikkeling heet staatsvorming. Dit verliep niet zonder slag of stoot, omdat mensen gewend waren de regels van hun eigen stad of domein te volgen. De stedelingen en edelen vonden het vanzelfsprekend dat zij zichzelf konden besturen en hun eigen rechtspraak konden regelen. 

 

Het staatsvormingsproces verliep in sommige landen gemakkelijker dan in andere:

  • Het Duitse Keizerrijk bleef versnipperd. Centrale instellingen en belastingen waren er niet. De vorstendommen vormden één blok tegen de keizer en leenmannen gedroegen zich als zelfstandige vorsten. Dit gold ook voor de Nederlanden. Pas aan het eind van de middeleeuwen kregen de gewesten in de Nederlanden te maken met centralisatiepogingen. Eerst door de Bourgondische hertogen en later door hun opvolgers, de Habsburgers. 

  • In Frankrijk was er sprake van een succesvolle centralisatie van de macht. In 987 hadden de Franse edelen een nieuwe koning gekozen: Hugo Capet, de graaf van Parijs. Het lukte de Capetingen om hun macht in een paar eeuwen tijd steeds verder uit te breiden. 

  • In Engeland was vanaf 1066 de positie van de koning sterk, toen Willem de Veroveraar het land veroverde. Willem introduceerde het feodale stelsel in Engeland en verdeelde de veroverde gebieden strategisch onder Franse en Engelse leenmannen. In heel Europa ontstonden er parlementen en overlegorganen, waarin de koning samenkwam met vertegenwoordigers uit de drie standen: adel, geestelijkheid en burgers. De koning deed beloftes, in ruil voor geld en steun. 

Materialen

Presentatie Tijdvak 4

Geschiedenerds Youtube Tijdvak 4

Geschiedenerds de Podcast
S2A4 Tijdvak 4

bottom of page