TIJDVAK 2
GRIEKEN & ROMEINEN
01
De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
02
De groei van het Romeinse Imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
03
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
04
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest-Europa
05
De ontwikkeling van het Jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten

KA: de ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
Athene was rond 500 v.C. een zogeheten stadstaat (polis). Een polis bestond uit een stedelijke kern en het omringende platteland. Grieken leefden dan ook in een agrarisch urbane (of landbouw stedelijke) samenleving. Elke stadstaat had een eigen bestuur, bestuursvorm, een eigen munt en een eigen leger. In Athene hadden burgers zeggenschap. Alle burgers die het Atheense burgerrecht bezaten, mochten rechtstreeks meebeslissen over het bestuur van Athene. Athene had een democratie: ‘regering voor het volk’.
De Atheense democratie was zo ingericht dat niemand te veel macht kon veroveren. De belangrijkste beslissingen werden genomen door de volksvergadering. De volksvergadering (Ekklèsia) stelde de wetten op. Burgers kregen geld om de volksvergadering bij te wonen. Zo konden ook arme burgers deelnemen aan de volksvergadering, waardoor een groter deel van de Atheense burgers aan (de controle op) het bestuur kon deelnemen.
Er was ook kritiek op de democratie, met namen van de filosofen Socrates en Plato. Zij vonden dat het simpele volk niet in staat was om goede beslissingen te nemen. Ook vonden ze dat het onmogelijk was om met een meerderheid van stemmen te kunnen bepalen wat goed of waar was. Ze wilden liever een staat waar de filosofen de macht hadden.
Al vanaf 600 v.C. probeerden Griekse onderzoekers een algemene theorie te ontwikkelen om natuurverschijnselen te verklaren. Er ontstond twijfel over de mythologische en religieuze verklaringen. Inzichten die werden opgedaan waren meestal moeilijk aantoonbaar ofwel speculatief. De Griekse filosofie wordt vaak beschouwd als het begin van de wetenschap. Echter borduurden Griekse filosofen voort op hetgeen al was ontwikkeld in Mesopotamië en Egypte.
De bekendste heerser uit de Griekse periode was Alexander de Grote (356-323 v.C.). Onder zijn heerschappij verspreidde de Griekse cultuur zich over delen van Europa, Azië en Egypte.
KA: De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidden.
In 754 v.C. werd Rome gesticht. De inwoners van Rome, Romeinen, begonnen in de 4e eeuw v.C. aan een grote expansie die veel macht, roem en rijkdom bracht. Het Romeinse Rijk (of Imperium Romanum) groeide uit tot een wereldrijk waar een groot deel van Italië, het hele Middellandse zeegebied, delen van de Britse eilanden, het zuidelijk deel van het huidige Nederland en delen van Midden-Europa toe behoorden. In de 2eeeuw na Christus was het rijk op zijn grootst en woonden er circa 50 miljoen mensen.
Door de veroveringen namen de inkomsten van het Romeinse Rijk toe, onder andere omdat de Romeinen een belastingstelsel invoerden. Bovendien leverden de veroveringsoorlogen grote aantallen krijgsgevangenen op, die als slaven voor de Romeinen moesten werken. Bij de uitbreiding van hun rijk maakten de Romeinen gebruik van diplomatie en het leger. Deze twee vulden elkaar aan. De diplomatie bestond uit het sluiten van bondgenootschappen met lokale heersers. Rome beloofde bescherming in ruil voor gehoorzaamheid en levering van soldaten. Faalde deze diplomatie, dan probeerde Rome het door middel van militair geweld. Het Romeinse leger was erg sterk. De Romeinen behandelde de verslagen volken edelmoedig, in de hoop dat deze volken zich niet meer zouden verzetten. Soms kregen leiders van deze volken het Romeinse burgerrecht. Dit gaf aanzien en bepaalde voorrechten, zoals een betere rechtsbescherming. Op deze manier bleef het Romeinse Rijk enkele eeuwen intact.
Het Romeinse Rijk werd niet geleid door één vorst, maar door magistraten. Dit waren mensen die tijdelijk een hoog ambt vervulden. Deze magistraten werden aangewezen door een vergadering van burgers. Burgers hadden bovendien een belangrijke rol in de wetgeving. We noemen Rome in deze tijd daarom een republiek. Centraal in het bestuur van de republiek stond de senaat. Dit was een permanente vergadering van ongeveer 300 mannen die afkomstig waren uit de machtigste en rijkste families. De senaat nam de meest belangrijke besluiten.
De twee laatste eeuwen v.C. werd Rome verscheurd door grootschalige conflicten. Machtige mannen streden om de macht en zetten daarbij hun legioenen in. Gaius Julius Caesar was hier een voorbeeld van. Hij zou uiteindelijk een eind maken vaan de republiek. Tussen 58 en 50 v.C. had hij heel Noord-Gallië (het huidige Frankrijk en België) veroverd. Uiteindelijk slaagde hij erin een dictator te worden. Verdedigers van de republiek vermoordden Caesar 44 v.C. In de chaos die daarop volgde, bleek dat Caesar zijn achterneef Octavianus als opvolger had aangewezen. Deze versloeg zijn vijanden, liet zichzelf Augustus noemen en werd de eerste keizer van het Romeinse keizerrijk. Augustus trok bijna alle macht naar zich toe. De Romeinse bevolking legde zich uiteindelijk neer bij de heerschappij door één man.
Het Romeinse Rijk was niet alleen een politieke, maar ook een culturele eenheid. Overal in het Romeinse Rijk bouwde de Romeinen wegen, bruggen, forten en aquaducten volgens hetzelfde ontwerp. Overal was het Romeinse recht van toepassing. De Romeinse leefwijze was sterk beïnvloed door die van de Grieken. Daarom spreken we ook wel van de Grieks-Romeinse cultuur. Door de groei van het Romeinse imperium, verspreidde de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa.
KA: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
Hoogopgeleide Romeinen spraken naast Latijn ook het Grieks. Hierdoor kon veel van de Griekse cultuur worden overgenomen. Ondanks kleine verschillen worden deze twee culturen vaak als één geheel beschouw. Dit wordt de klassieke oudheid genoemd. ‘Klassiek’, omdat deze cultuur voor Europeanen lange tijd een voorbeeld is geweest en nu nog steeds tot de verbeelding spreekt.
Het oosten van het Romeinse Rijk was het meest ontwikkeld. Hier was de invloed van de Griekse cultuur sterk. In het westen van het Romeinse Rijk was de Griekse invloed minder aanwezig. Aan de westkant van het rijk werd de Romeinse cultuur overgenomen. Het proces waarbij andere volken de Romeinse cultuur en taal overnamen heet romanisering. Zo gingen steeds meer mensen het Latijn spreken. Dit droeg bij aan de verdere culturele eenwording van het Romeinse Rijk.
KA: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
Het noorden en westen van Europa waren bevolkt door agrarische stammen, zoals Kelten en Germanen. Zij kwamen 50 v.C. in contact met de Romeinen. De Germanen en de Romeinen vochten een tijd lang in Gallië, waar de Romeinen uiteindelijk wonnen. Daarnaast veroverden de Romeinen ook een deel van Germania. Toch wisten de Germanen een Romeins leger te verslaan, waardoor de grenzen voor honderden jaren hetzelfde bleven. De rivier de Rijn werd gezien als de natuurlijke noordgrens van het romeinse Rijk op het Europese vasteland. Sommige Germaanse volken werden zelfs bondgenoten van de Romeinen. In de tijd waren er dus geen oorlogen meer tussen Romeinen en Germanen. Wel waren er enkele opstanden, waarvan de Bataafse opstand de bekendste is. Deze opstand werd echter in 70 n.C. door de Romeinen neergeslagen.
De Romeinen waren verder ontwikkeld dan de Germanen. De Germanen leefden nog in landbouwsamenlevingen zonder schrift. De Germanen werden door de Romeinen barbaren genoemd, omdat ze de Romeinse taal en cultuur niet kenden en begrepen. De Romeinen bewonderden de Germanen, omdat ze onverschrokken waren.
De Germanen hadden goede ruiters en begonnen het Romeinse leger steeds meer te overheersen in gevechten. Dit kwam ook omdat de verschillende stammen gingen samenwerken. Germaanse volken kregen steeds meer macht in het Romeinse Rijk. Ze vernietigden de cultuur van de Romeinen echter niet, maar namen deze over. De confrontatie bereikte het hoogtepunt met een vernietigende nederlaag van de Romeinen bij de slag bij het Teutoburgerwoud, waar de belangrijkste legioenen van de Romeinen werden vernietigd.
KA: de ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten
Grieken, Romeinen en Germanen geloofden in meerdere goden. Dit heet polytheïsme. Bij de Romeinen werd de keizer ook als god vereert. Het jodendom was de eerste monotheïstische godsdienst, waarin één god centraal stond.
Jeruzalem was de hoofdstad van het Joodse rijk, onder leiding van koning David. Het geloof staat beschreven in het heilige boek de Tenach. De joden leefden verspreid over verschillende landen en onder verschillende overheersers. Een joodse profeet was Mozes. De joden geloofden dat Mozes de Tien Geboden van God had ontvangen, waar de godsdienstregels in stonden opgeschreven en hoe joden hun leven moesten leiden. De eerste regel gaf aan dat het verboden was om meer dan één god te vereren. Dit was lastig, omdat Romeinen verwachtten dat iedereen de keizer als god vereerde, ook de joden. De joden vereerden echter alleen hun eigen god Jahweh.
Naast het jodendom kwam ook de monotheïstische godsdienst het christendom op. Het heilige boek van dit geloof heet de Bijbel. De profeet van het christendom was Jezus van Nazereth, die leefde rond het jaar nul. De hedendaagse jaartelling telt op vanaf de geboorte van Jezus (Christus). Jezus werd door de Romeinen opgehangen aan het kruis, omdat er voor een opstand werd gevreesd, mede omdat hij verkondigde dat er maar één god was, wat de Romeinen tegen de borst stuitte. Het christendom is ontstaan vanuit het jodendom. De verhalen werden eerst mondeling verteld en later opgeschreven in het oude en nieuwe testament. Christenen werden vervolgd in het Romeinse Rijk, omdat ze weigerden de keizer als god te vereren.
De Romeinen waren verdraagzaam tegen veroverde volken, maar deze dienden wel hun goden en keizer te respecteren en eerbiedigen. Het jodendom en christendom werden als sektes gezien. Toch groeide het christendom. Belangrijke verklaringen hiervoor waren de goede organisatie van de christelijke kerk, duidelijke leefregels, de boodschap dat een eeuwig paradijselijk leven na de dood te verdienen was, status en bezit onbelangrijk waren en de onverschrokken dood van de martelaren. Rond 300 n.C. was 10% van de Romeinen christen. Keizer Constantijn de Grote zag in dat hij niet meer om de christenen heen kon. Hij maakte een eind aan de christenvervolging en stelde het christendom gelijk aan andere religies. Keizer Theodosius I maakte het christendom staatsgodsdienst en de officiële godsdienst van het Romeinse Rijk. In 392 verbood hij de uitoefening van alle andere godsdiensten dan het christendom. Vanaf dat moment moest iedereen die voor de overheid werkte, christen zijn.
Het Romeinse Rijk bereikte in de 2e eeuw n.C. zijn maximale omvang. Met de beschikbare middelen uit die tijd was het rijk te groot om te besturen. Er begon een periode van wanorde, machtsgrepen en machtsverdelingen. Eigenlijk was het rijk al 285 n.C. opgesplitst in een oostelijk en westelijk deel, ook al slaagden latere keizers erin om er weer een eenheid van te maken. Keizer Theodosius I was de laatste die at lukte. Toen hij in 395 n.C. overleed, liet hij zijn ene zoon het westelijke deel na en zijn andere zoon het oostelijke. Het rijk zou nooit meer worden herenigd. Het oostelijke, Griekstalige deel werd het Oost-Romeinse Rijk genoemd, met als hoofdstad Constantinopel. Het westelijke, Latijnsprekende deel werd het West-Romeinse Rijk met als hoofdstad Milaan.
Het Oost-Romeinse Rijk was in staat om nog vele eeuwen een eenheid te blijven. In het West-Romeinse Rijk lag dit anders. In 476 kwam het inmiddels uit vele Germaanse huurlingen bestaande Romeinse leger onder leiding van Odoaker in opstand. Zij zetten keizer Romulus Augustulus af. Bij gebrek aan een waardige keizer in het West-Romeinse Rijk bleef de Oost-Romeinse keizer in Constantinopel als enige Romeinse keizer over. Het West-Romeinse keizerrijk hield daardoor feitelijk op te bestaan.