TIJDVAK 6
REGENTEN & VORSTEN
01
Het streven van vorsten naar absolute macht
02
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
03
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
04
De wetenschappelijke revolutie

KA: Het streven van vorsten naar absolute macht
Hoewel in de Nederlanden de macht bij de rijke burgers (regenten) lag, was dit in Frankrijk anders geregeld. Lodewijk XIV (de Zonnekoning), was de koning van Frankrijk van 1643 tot 1715. Hij werd gezien als een absolute vorst. hij besloot alles alleen op politiek, militair, economisch en religieus gebied. Hij stond zelf boven de wet en verminderde de macht van de steden en de adel.
Hij stuurde ambtenaren naar de provincies om de belastingen op te halen en om de regels duidelijk te maken. Lodewijk XIV was ook streng wat betreft godsdienst: iedereen moest katholiek zijn. Hij trok het Edict van Nantes (waarbij sinds 1598 de Franse calvinisten in enkele Franse steden godsdienstvrijheid hadden gekregen) in en vervolgde deze Hugenoten. Hij richtte ook academies op, zodat Frankrijk uitblonk in wetenschap en kunst.
Voor dit alles was veel geld nodig. Jean Baptiste Colbert introduceerde op bevel van Lodewijk XIV het mercantilisme. Dit hield in dat de staat de economie probeerde te versterken door zoveel mogelijk export en zo min mogelijk import. Interne toltarieven werden afgeschaft en er werden wegen aangelegd. De export van nijverheidsproducten (zoals kleding) werd gestimuleerd. Er waren hoge importbelastingen om ervoor te zorgen dat de voorkeur uitging naar binnenlandse producten (die hierdoor goedkoper waren).
Lodewijk XIv kon het absolutisme rechtvaardigen met de ideeën van filosoof Hobbes. Hobbes vond dat een autoriteit met absoluut gezag nodig was, zodat de mens niet met iedereen vijanden zou zijn en permanent oorlog zou voeren. Lodewijk XIV gebruikte ook het droit divin (het goddelijk recht). Hij verklaarde zijn macht van God te hebben gekregen. Daarom mochten mensen niet tegen hem in opstand komen. Hij werd hierin gesteund door de kerk, die als dank hiervoor verschillende privileges kreeg.
KA: de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
Van 1625 tot 1675 was de Republiek een wereldmacht door de leidende en centrale positie in de wereldeconomie in die tijd. Vooral in de visserij, veeteelt, landbouw, textiel en scheepsbouw was de Republiek de concurrenten een stap voor.
Dit kwam doordat er in de Nederlanden goedkoper en efficiënter werd gewerkt. De 17e eeuw wordt ook wel de Gouden Eeuw genoemd.
Er waren verschillende redenen voor de voorspoed van de Nederlanden tijdens de 17e eeuw:
-
De natuurlijke ligging aan waterroutes
-
De handelscontacten over de hele wereld (door de VOC in het oosten en de WIC in het westen)
-
De geavanceerde scheepsbouw
-
De combinatie van vruchtbaar platteland en steden
-
Het betrekkelijk hoge opleidingsniveau van de bevolking
-
De relatieve zwakte van andere Europese staten
-
Het ontbreken van een feodale traditie, waardoor commerciële en gespecialiseerde landbouw ontstond
-
De moedernegotie (de handel met de landen rond de Oostzee)
-
De val van Antwerpen, waarna de Schelde geblokkeerd werd en er een groot deel van de handel van Antwerpen naar de Noordelijke steden ging. Vooral Amsterdam profiteerde hiervan
-
De grote rol van het particulier initiatief in financieel-economische zaken
In veel Europese landen breidden de koningen hun macht uit. In de Republiek was er geen sprake van een vorst, maar lag de macht in handen van rijke burgers. De aparte gewesten hadden allen een zelfstandig bestuur: de Gewestelijke Staten. De groep met de macht in de Republiek waren de regenten. Dit waren kooplieden, een handelselite in de steden.
De steden werden door de vroedschap geleid. De vroedschap bestond uit regenten en had een wetgevende macht. Regenten werden benoemd. Uit alle vroedschappen gingen er vertegenwoordigers naar de Gewestelijke Staten, die vervolgens weer afgevaardigden stuurden naar de Staten - Generaal. De Staten-Generaal nam besluiten op het gebied van buitenlandse handel en militaire zaken. De voorzitter van de Staten van Holland was de landsadvocaat (of raadpensionaris). Hij onderhield het contact met het buitenland. In de gewesten was de stadhouder de machtigste persoon. Hij was de opperbevelhebber van het leger en de vloot.
KA: wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
Tussen 1600 en 1700 werden vele zeereizen ondernomen. Er werden handelscontacten opgezet en handelsroutes over zee aangelegd tussen Europa, Afrika, Azië en Amerika. Er begon zich rond die tijd voor het eerst een wereldeconomie te ontplooien.
De reizen leverden aanvankelijk veel winst op, totdat in de Nederlanden de onderlinge concurrentie en de Engelse concurrentie ervoor zorgden dat de winsten daalden. Verschillende compagnieën uit de Republiek beconcurreerden elkaar. Hierdoor richtte de Staten-Generaal in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) op. De VOC was de enige handelsmaatschappij uit de Nederlanden die mocht handelen in Azië en had daarmee een handelsmonopolie. De VOC kreeg veel bevoegdheden, zoals het sluiten van verdragen en het voeren van oorlogen. De grootste concurrent van de VOC was de Engelse East India Company (EIC).
In 1621 werd in de Nederlanden de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. Deze hield zich vooral bezig met kaapvaart en de handel met Afrika en Amerika. Terwijl de VOC zich richtte op de specerijenhandel uit Indië, richtte de WIC zich op West-Indië (Midden-)Amerika en Afrika. De WIC kreeg een staatsmonopolie. Ze hielden zich bezig met de driehoekshandel: in West-Afrika kochten de handelaren slaven, goud en ivoor met nijverheidsproducten en wapens. De slaven werden naar Suriname gebracht. Daar werden de slaven verkocht en werden plantageproducten (als tabak en suiker) gekocht, die vervolgens weer terug naar de Republiek werden gebracht.
Kooplieden werden in die tijd steeds rijker. De behaalde winsten van zeereizen en de verkoop van exotische producten werden opnieuw in de onderneming gestopt, met als doel om nog meer winst te creëren. Dit wordt ook wel handelskapitalisme genoemd. De bevolking had voldoende eten en kon zich bezighouden met het verbouwen van handelsgewassen en zich toeleggen op intensieve en gecommercialiseerde landbouw. Men ging zich dus specialiseren en produceren voor de stedelijke markt.
KA: de wetenschappelijke revolutie
Wetenschappelijke kennis kwam in de 17e eeuw tot stand door het rationalisme (redeneren) en het empirisme (waarnemen en experimenteren). Er kwamen vele doorbraken in de natuurkunde, wiskunde en sterrenkunde. De overheid begon de wetenschap ook te stimuleren aan de hand van tijdschriften en academies.
Zo werd er bijvoorbeeld altijd gedacht dat de aarde het middelpunt van het heelal was. Copernicus twijfelde hier aan. Hij stelde dat de aarde om de zon en om haar eigen as draait. In 1543 werd zijn theorie gepubliceerd, maar werd het niet geloofd. Johannes Kepler en Galileo Galilei borduurden verder op zijn ideeën. In de 17e eeuw werd het inzicht van Copernicus aanvaard, mede door telescopen van Galileo. hij kwam hierdoor echter in conflict met de rooms-katholieke kerk, die de aarde als middelpunt bleef zien. Met de ontdekking van Copernicus begon de wetenschappelijke revolutie. Het hoogtepunt van de revolutie kwam toen Isaac Newton in 1687 een boek uitbracht over de zwaartekracht. tijdens de wetenschappelijke revolutie kreeg men een heel andere kijk op de mens en de wereld.
De wetenschappelijke revolutie wordt ook wel als een bakermat gezien van het rationeel en verlicht denken. Door de wetenschappelijke revolutie ontstond er optimisme. De mens kon met zijn verstand alles doorgronden. Daarnaast konden de uitvindingen van de wetenschappelijke revolutie worden gebruikt bij het produceren van goederen, bij oorlogvoering in de scheepvaart.
Het empirisme is een filosofische stroming die stelt dat kennis uit ervaring voortkomt en het beginpunt van kennis de zintuiglijke waarneming is. in die zin is het empirisme anders dan het rationalisme, dat stelt de kennis juist voortkomt uit het denken (de rede). Het empirisme en het rationalisme waren beide belangrijke wetenschappelijke methoden in deze tijd en zijn dat tot op de dag van vandaag.