TIJDVAK 5
ONTDEKKERS
&
HERVORMERS
01
Het begin van Europese overzeese expansie
02
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
02
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
03
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
04
De verspreiding van het christendom in geheel Europa

KA: Het begin van de Europese overzeese expansie
De periode tussen 1500 en 1600 wordt de renaissance genoemd. Dit betekent wedergeboorte of heropleving. De Griekse en Romeinse Oudheid werden opnieuw gewaardeerd. Er ontstond in deze periode een hernieuwde belangstelling voor de wetenschap, politiek, kunst en bouwkunst uit de oudheid. Tevens werd deze periode gekenmerkt door het veranderende beeld dat mensen van zichzelf en de wereld hadden. Dit kwam onder andere door de ontdekkingsreizen.
Er waren verschillende redenen om op ontdekkingsreis te gaan:
-
Handel en rijkdom
In de 15e eeuw groeide het beroep van handelaar. De vraag naar goud en andere waardevolle metalen groeide. De handel in exotische producten leverde tevens een hoop op. Onder andere door conflicten met de Arabieren en om sneller en goedkoper goederen te kunnen inkopen, ging men op zoek naar alternatieve handelsroutes.
-
Religie, eer en fortuin
Terwijl handelaren hun fortuin wilden vergroten, vonden anderen dit een goed moment om hun geloof aan anderen over te brengen en hen te bekeren tot het christendom. De christenen ondervonden concurrentie van de islam en probeerden overal mensen te bekeren.In de 15e eeuw kwam ook het individualisme op. Eer en glorie begonnen mee te spelen als redenen voor expansie.
-
Wetenschap en nieuwsgierigheid
Nieuwsgierigheid speelde een rol bij de opkomst van ontdekkingsreizen. Wetenschappers wilden de kennis vergroten en avonturiers wilden andere gebieden ontdekken. De nieuwe wetenschappelijke belangstelling in deze periode leidde tot ontdekkingen op het gebied van scheepvaart, waardoor het mogelijk werd om deze overzeese reizen te ondernemen. Aan de andere kant bleek door de ontdekkingsreizen dat de bestaande wetenschappelijke kennis niet voldeed voor reizen naar het andere halfrond, waardoor nieuw wetenschappelijk onderzoek nodig was. Zo zorgden de ontdekkingsreizen ook voor een toename in wetenschappelijke belangstelling.
Tevens zorgde het sterker worden van het centrale gezag voor het begin van de overzeese expansie. Door het sterker worden van het centrale gezag kregen vorsten meer greep op hun rijk en daardoor kregen ze meer mogelijkheden voor een zoektocht naar rijkdom overzee.
Portugal en Spanje begonnen als eerste met de ontdekkingsreizen. Engeland, Frankrijk en de Nederlanden volgden later. In het begin bleef de Spaanse interesse voor ontdekkingstochten beperkt tot de Canarische eilanden en het onbewoonde Madeira. Later gingen de Spanjaarden en Portugezen verder de wereld over om nieuwe gebieden te ontdekken.
De bekendste ontdekkingsreizigers van deze tijd zijn de Portugees Bartolomeu Dias en de Italiaan Christoffel Columbus die onder Spaanse vlag reisde. Dias ontdekte in 1488 een zeeroute om het meest zuidelijke punt van Afrika (Kaap de Goede Hoop) en bereidde hiermee de eerste zeetocht naar India voor. Columbus ontdekte in 1492 Amerika. De ontdekkingsreizen hadden grote gevolgen voor Europa en de ontdekte gebieden. De Spanjaarden veroverden met geweld het Aztekenrijk, waardoor heel Centraal-Amerika onder Spaans gezag kwam te vallen. Ook het rijk van de Inca's werd later met geweld veroverd. De verovering van deze rijken verliepen vrij gemakkelijk.
West-Europese landen verwierven de controle over grote delen van de wereld door kolonisatie. Portugal en Spanje werden de politieke macht van Europa. Daarbij ontstond een wereldhandel in nieuwe producten.
KA: Het veranderend mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
De Renaissance begon al rond 1350 in de Italiaanse handelssteden en verspreidde van daaruit naar Noordwest-Europa. Tijdens de Renaissance veranderde het mensbeeld. De mens al persoon kwam steeds meer centraal te staan en men werd meer individualistisch.
Vanuit de samenleving kwam er steeds meer kritiek op de invloed van de kerk. Dit kwam doordat de kerk de gelovigen allerlei beperkingen oplegde, waarvan de kerk beweerde dat het in de bijbel stond. De overgrote meerderheid van de bevolking kon niet lezen en ging af op wat de kerk verkondigde. De kerk hield zich echter zelf niet aan deze leefregels. Mensen die de Bijbel wel konden lezen, uitten daarom steeds meer kritiek op deze schijnheiligheid.
Geleidelijk aan werd er belang gehecht aan het aardse bestaan en kwam de focus minder te liggen op het hiernamaals. Met deze visie kwam men in conflict met de kerk van Rome, die stelde dat het leven op aarde slechts een voorbereiding was op het leven in het hiernamaals. Alles wat men op aarde deed moest in het teken staan van God en het streven naar een leven met God in de hemel nadat de mens gestorven was. Deze houding wordt aangeduid met memento mori (gedenk te sterven). Door de mens steeds meer centraal te stellen in het leven op aarde veranderde de middeleeuwse manier van denken in carpe diem (pluk de dag). Men leefde niet voor het leven in het hiernamaals, maar men moest streven naar een goed en zinvol leven hier op aarde.
Vóór de Renaissance stonden vooral de kerk en het geloof centraal. Men geloofde vol overtuiging in God. Tijdens de renaissance veranderde dit. het humanisme ontstond. Dit was een stroming die de nadruk legde op het individu. De mens en zijn kennis kwamen centraal te staan. Het humanisme ontstond in Italië en verspreidde zich na 1450 (door de uitvinding van de boekdrukkunst) door Europa.
Daarnaast veranderde het wereldbeeld van mensen. De al eerder genoemde Dias zorgde ervoor dat men om Afrika heen kon varen, terwijl 10 jaar later zijn landgenoot Vasco da Gama erin slaagde om via deze zuidelijke route Indië te bereiken. Vanaf dat moment waren de Europeanen minder afhankelijk van de specerijen aanvoer over land door de Arabische landen. Toen Columbus ongewild een nieuw werelddeel had ontdekt was duidelijk dat het beeld dat men lange tijd had gehad over hoe de wereld eruit zag, grondig bijgesteld moest worden. In Europa groeide het besef dat het bestaande beeld van de wereld niet volledig was. Door de ontdekkingsreizen groeide uiteraard ook de kennis van het planten- en dierenrijk en culturen buiten Europa.
Ten derde veranderde het wetenschappelijk denken. Voor de Renaissance was de wetenschap gebaseerd op een relatief klein aantal schrijvers, oude boeken en de visie van de Rooms-Katholieke kerk. Tijdens de Renaissance gingen de wetenschappers meer uit van hun opgedane kennis, deden ze zelf onderzoek om kennis te verkrijgen, herontdekten oude geschriften uit de tijd van de Grieken en Romeinen en keken ze kritisch naar deze oude kennis.
Waar het wereldbeeld eerst geocentrisch was (de aarde als centrum), veranderde dit tijdens de Renaissance naar heliocentrisch (de zon als centrum). Copernicus stelde dat de zon het middelpunt van het universum was. Galileo Galilei bewees deze theorie door middel van de telescoop. Het idee van heliocentrisme bestond echter al in de klassieke oudheid. De Renaissance wetenschappers herontdekten dit en breidden de kennis hierover uit.
KA: de hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid
In de 15e en 16e eeuw begonnen Europese kunstenaars in een nieuwe stijl te werken. Deze stijl was realistischer dan voorheen. In deze nieuwe stijl werden menselijke gevoelens op een nieuwe, directe manier getoond. De kunstenaars van de Renaissance bestudeerden de oude Griekse en Romeinse schilderingen en beeldhouwwerken. Ze leerden hoe ze de ontwerpen levensecht moesten maken. Ze maakten ook gebouwen na en bouwden kerken en paleizen die op Griekse en Romeinse tempels leken. Ook bestudeerden ze de natuur. Ze probeerden menselijke lichamen, planten en dieren levensecht te schilderen of te beeldhouwen.
Sommige kunstenaars verkenden de manier waarop onze ogen dingen zien en vonden een nieuwe schildertechniek uit: schilderen in perspectief. hierdoor konden de schilders ruimte en afstand binnen een schilderij weergeven, hoewel het schilderij zelf plat was. De grootste kunstenaar uit deze tijd was Leonardo Da Vinci. Naast kunstenaar was hij ook wetenschapper in verschillende disciplines. hij werd een alleskunner genoemd.
KA: de protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
Tijdens de Renaissance wilden mensen, als gevolg van het veranderende mens- en wereldbeeld, terug naar de oude, zuivere vorm van het geloof. Gedurende de Renaissance ontstond er een splitsing van de christelijke kerk in een rooms-katholieke kerk en een protestantse kerk. Deze splitsing in de kerk heet ook wel de Reformatie of Hervorming. In Duitsland leidde dit tot veel godsdienstoorlogen, welke pas in 1555 werden beëindigd in de Vrede van Augsburg. hierin werd bepaald dat iedere vorst het geloof van zijn onderdanen mocht bepalen (eius regio cuius religio).
Drie personen stonden centraal in de Reformatie:
-
Desiderius Erasmus
Was een humanist en theoloog. Hij schreef kritisch over de kerk. Kritiekpunten waren onder andere corruptie binnen de kerk en afwijkingen van het pure geloof (waar het echt om ging). Erasmus vond dat het echte geloof te vinden was door Bijbelstudie. De regels en wetten van de kerk waren hier niet zo belangrijk in. Erasmus maakte door zijn opvattingen de weg vrij voor de Reformatie. De Reformatie was echter niet zijn intentie. Hij wilde de kerk van binnenuit veranderen.
-
Maarten Luther
was monnik en theoloog. Luther vond dat de Bijbel zo belangrijk was dat deze in de volkstaal (in plaats van het Latijn) moest worden verspreid. Hij vond dat er in de rooms-katholieke kerk veel misstanden waren en wilde hieraan een einde maken. Zo maakte hij onder andere bezwaar tegen de aflaathandel, de rijkdom van de kerk en het feit dat geestelijken seks hadden terwijl wij een gelofte van celibaat hadden afgelegd. Luther had de intentie om de kerk te veranderen (reformeren). Het is nooit zijn bedoeling geweest om een nieuwe kerk te stichten. De aanhangers van Luther werden Lutheranengenoemd.
-
Johannes Calvijn
was ook een theoloog en vond alleen de Bijbel belangrijk. Calvijn vond dat vorsten niets te zeggen hadden over de kerk. Hij was voor een duidelijke scheiding van staat en kerk. Het volk mocht onder leiding van een lagere overheidsfunctionaris in opstand komen als de vorsten niet regeerden volgens Gods wil. De aanhangers van Calvijn werden calvinisten genoemd.
KA: het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
De Nederlanden begonnen zich te vormen gedurende de Renaissance. In 1515 werd Karel V koning van de Nederlanden. Karel V was tevens landsheer van het gebied wat Frankrijk, Spanje en delen van Duitsland besloeg. Karel V voerde een centralisatiepolitiek en wilde op die manier het centrale bestuur versterken. Ook voerde hij een strenge godsdienstpolitiek: door ketters te vervolgen wilde hij het protestantisme bestrijden. aanhangers van de leer van Luther en Calvijn werden door de katholieke kerk 'ketters' genoemd.
In 1555 werd Filips II, de zoon van Karel V, koning van de Nederlanden. Hij ging door met de centralisatiepolitiek onder luid protest van de bevolking. Filips II verliet de Nederlanden en de Spaanse Margaretha van Parma werd de landvoogdes. Een landvoogdes is de plaatsvervangster van de koning in een bepaald gebied. Diverse groeperingen waren boos om de opgelegde belastingen, beperking van de privileges die zij voor de centralisatie hadden en het verbod op godsdienstvrijheid.
Stadhouder Willem van Oranje werd de leider van het adellijk verzet. Willem van Oranje wilde godsdienstvrijheid/een meer tolerante godsdienstpolitiek in de Nederlandse gewesten.
De edelen overhandigden in 1566 een smeekschrift aan Margaretha van Parma, waarin ze vroegen de kettervervolgingen te stoppen en de oude privileges te respecteren. Edelen waren sinds oudsher vrijgesteld van bepaalde belastingen en moesten deze van Filips II wel gaan betalen. Margaretha stemde hiermee in. Hierdoor durfden Calvinisten hagenpreken te houden: 'ketterse' religieuze bijeenkomsten buiten de stad in de open lucht. Vanuit die hagenpreken ontstond de Beeldenstorm in 1566. Kloosters en kerken werden geplunderd en heiligenbeelden vernield. In reactie stuurde Filips II de Spaanse hertog van Alva naar de Nederlanden, om de orde te herstellen.
Willem van Oranje was gevlucht naar Duitsland en vormde een leger om tegen Alva en de Spanjaarden te vechten. In 1576 gingen Spaanse soldaten muiten, omdat zij geen soldij hadden gekregen. De overige gewesten sloten zich hierna aan bij de opstandige gewesten. In 1581 wezen de gewesten Filips II af als landsheer in het Plakkaat van Verlatinghe. De Spanjaarden ondernamen nog wel een poging de Nederlanden opnieuw te heroveren en namen in 1585 Antwerpen in. Door een nieuwe oorlog tegen Engeland in 1588 werden verdere pogingen afgebroken. De gewesten zochten geen nieuwe landsheer meer, maar werden een republiek: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Spanje legde zich daar in 1648 met de Vrede van Münster bij neer.