top of page

TIJDVAK 1
JAGERS & BOEREN

01

De levenswijze van jagers en verzamelaars

02

Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

03

Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

Korte samenvatting:

KA: de levenswijze van jagers-verzamelaars

De homo sapiens, oftewel de denkende mens, ontstond rond 200.000 voor Christus (v.C.) in Afrika. Vanuit Afrika trok de homo sapiens rond 80.000 v.C. naar Azië en rond 40.000 naar Zuid-Europa. Na de laatste ijstijd, rond 10.000 v.C. trokken mensen van Zuid-Europa naar Noord-Europa. Nu het ijs was weggetrokken werd dit deel van Europa namelijk ook goed bewoonbaar. Mensen leefden in die tijd in een samenleving van jagers & verzamelaars. In deze samenlevingen was er vrijwel geen sociale hiërarchie. Wel was er sprake van een duidelijke taakverdeling tussen de stamgenoten. Hoe deze was verdeeld is niet met zekerheid te zeggen. Het is mogelijk dat de mannen jaagden en visten, terwijl de vrouwen vruchten, noten en kruiden verzamelden. Mensen leefden in kleine groepen en woonden in grotten, hutten of tenten. Jagers en verzamelaars waren nomaden. Dat wil zeggen dat ze geen vaste verblijfplaats hadden, maar rondtrokken. Vaak volgden zij de dieren waarop zij jaagden. De jagers en verzamelaars hadden veel kennis van de natuur en konden werktuigen maken, zoals messen, speren en pijl en boog. Er was in die tijd nog geen schrift. De prehistorie is de tijd zonder schrift. Wat historici te weten zijn gekomen over jagers en verzamelaars komt met name uit opgravingen, voetafdrukken, fossielen, grotschilderingen en vergelijkingen met jagers en verzamelaars in het heden. 

 

KA: het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

Het neolithicum, wat nieuwe steentijd betekent, is een prehistorische periode die omstreeks 11.000 v.C. begon. Het neolithicum heeft zijn naam te danken aan de nieuwe, gepolijste, stenen gereedschappen die in deze tijd werden uitgevonden. De periode tussen 10.000 en 3.000 v.C. wordt ook wel de landbouwrevolutie genoemd. Deze ‘revolutie’ is de overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw. Dit proces ging ontzettend langzaam, terwijl een revolutie meestal een snelle omwenteling is. Toch wordt er van een revolutie gesproken, omdat het een ingrijpende gebeurtenis was. De landbouwrevolutie begon in de Vruchtbare Halvemaan. Dit is een gebied in het Midden- Oosten, dat delen van Egypte, Irak, Iran, Israël, Jordanië, Libanon, Palestina, Syrië en Turkije omvat. In dit gebied groeiden veel granen langs de oevers van de rivieren. Rond 10.000 v.C. begonnen de jagers en verzamelaars zelf granen te verbouwen. Deze agrarische productie was een aanvulling op alles wat er gejaagd, gevist en verzameld werd. Later werd de akkerbouw de belangrijkste voedselbron. De mensen in de Vruchtbare Halvemaan begonnen rond 7500 v.C. ook vee te houden, zoals geiten en schapen. Dit was het begin van de veeteelt. De jagers en verzamelaars veranderden zo langzaam in boeren. Zo maakten bossen ruimte voor akkers en zette de mens de omgeving steeds meer naar zijn hand. Er was sprake van een overgang van een nomadisch bestaan naar het hebben van een permanente woonplaats. Dit wordt de sedentaire revolutie genoemd.

 

Het idee van een landbouwsamenleving verspreidde zich langzaam naar India, Noord- Afrika (rond 7000 v.C) en Europa (rond 6000 v.C). De landbouw werd vervolgens op steeds meer plekken ontdekt. De mensen waren niet langer nomaden, maar konden op één plek blijven wonen, in hun nederzetting. Er werden ook steeds meer nieuwe uitvindingen gedaan, zoals de ploeg en het wiel. Deze nieuwe levenswijze leidde tot nieuwe technieken, zoals weven en potten bakken. Uit opgravingen is gebleken dat de boeren bleven vissen en jagen. 

 

KA: het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

Het neolithicum ging rond 3000 v.C. over in de bronstijd. In de bronstijd werd brons uitgevonden. Brons verving vuursteen als belangrijkste materiaal voor gereedschap en wapens. 

 

Tussen 3500 en 3000 v.C. ontstonden de eerste steden, met name in de Vruchtbare Halvemaan. De rivieren Tigris en Eufraat zorgden hier voor vruchtbare grond. Het gebied rond de Tigris en de Eufraat wordt Mesopotamië genoemd. De boeren uit de agrarische samenleving legde dijken en irrigatiesystemen aan, zodat ook verder van de rivieren af aan akkerbouw kon worden gedaan. Hierdoor werden de oogsten steeds groter en was er voldoende voedsel, waardoor er bevolkingsgroei ontstond. Boerendorpen groeiden uit tot steden. Andere oorzaken waren specialisatie en handel. Boeren haalden steeds grotere oogsten binnen en produceerden feitelijk teveel voor alleen de eigen consumptie. Daarom besloten boeren zich te specialiseren in een bepaald product en deze te verhandelen tegen andere producten die zij nodig hadden. Ook ontstonden er beroepen om in andere producten te voorzien, zoals kleding of gereedschap. Zo ontstond ook het beroep van koopman (handelaar). 

 

Een belangrijk gevolg van de opkomst van handel en specialisatie was dat nog grotere groepen samen konden gaan wonen. Dorpen veranderden langzamerhand in steden, waardoor beschavingen ontstonden. Dit wil zeggen dat er gewoonten en gebruiken opkwamen die voor de hele bevolking golden. Boeren, vaklieden en handelaren zorgden voor een arbeidsverdeling (specialisatie), waarbij iedereen op een andere manier bijdroeg aan de manier waarop de stad kon bestaan. Ook ontstond er hiërarchie binnen de steden, op basis van rijkdom en macht. Sommige boeren waren succesvoller dan anderen, waardoor er verschillen in rijkdom, macht en aanzien waren. Koopmannen vormden een welvarende en invloedrijke groep. Tegelijkertijd kwamen er stadsbestuurders en priesters die veel te vertellen hadden over de manier waarop de stad vorm moest krijgen. Er ontstonden nu sociale verschillen in de agrarische samenleving. Door de sociale verschillen werden steden steeds complexer. Stadsbestuurders probeerden de orde in de stad te handhaven. Er werden muren om steden gebouwd en wachters aangesteld om de stad te beschermen tegen vijanden. Na verloop van tijd werden de stadsbestuurders tot koningen gekroond. Andere stadsbestuurders werden ambtenaren die de koningen hielpen besturen. 

 

Rond 3300 v.C. werd het eerste schrift uitgevonden. In de steden werd het noodzakelijk een administratie bij te houden van de voedselvoorraden, waardoor het spijkerschrift werd ontwikkeld. Dit is een vorm van schrift waarbij de tekens met riet in natte klein werden gedrukt. Door de komst van het spijkerschrift werd het makkelijker om een stad te besturen. Bovendien verscheen in deze periode de eerste literatuur ter wereld. Koningen en goden hadden daar een belangrijke plaats in. Deze literatuur kon echter alleen worden gelezen door de elite. Rond 3100 v.C. ontwikkelden de Egyptenaren de hiërogliefen. 

 

Rond 3100 v.C. ontstond een groot Egyptisch rijk. Het was feitelijk de eerste staat te wereld (de tweede staat, het Babylonische rijk, ontstond pas rond 2000 v.C.). Een staat is een afgebakend gebied met een centraal bestuur en een rechtssysteem dat voor het hele gebied geldt. Zelf beslissingen nemen was er voor dorpen en steden in Egypte niet bij. In Egypte was de farao de hoogste rechterlijke macht. De farao was ook verantwoordelijk voor de verdediging van de staat. De farao hield een strakke grip op alle onderdelen van de samenleving. Zo stonden boeren een deel van hun oogst aan de farao af, in ruil voor het mogen bewerken van het land van de farao. 

 

Op handelsgebied was er ook weinig ruimte voor eigen initiatief. Anders dan in Mesopotamië ontstond daarom in Egypte geen beroepsgroep van handelaren en ook ontwikkelden zich er geen handelssteden. 

Materialen

Presentatie Tijdvak 1

Geschiedenerds Youtube Tijdvak 1

Geschiedenerds de Podcast
S2A1 Tijdvak 1

bottom of page